vrijdag 25 maart 2011

Is het een vroeg of een laat jaar?












Is het een vroeg of een laat jaar?


In bovenstaande grafiek is te zien dat de maanden januari en februari in 2011 minder groei hebben gebracht dan in 2010.
Hoewel niet onderzocht, is het waarschijnlijk dat de plant meer reageert op de groeigraaduren van maart dan van januari en februari, omdat in die maanden nog niet voor alle knoppen aan de koudebehoefte is voldaan.
In 2010 zien we dat er vanaf 1 maart tot begin bloei ongeveer 3400 groeigraaduren nodig zijn in Midden-Nederland.
Tevens zien we dat Noord-Holland op 10 april achterloopt en Limburg iets voorloopt.
Dit is ook wat we vaak in de praktijk zien.
Daarom kijken we naar de groeigraaduren vanaf 1 maart om een inschatting te maken wanneer de bloei van de Rovada zal starten dit jaar.
In Midden-Nederland zitten we op 24 maart op 1700 uur.
Dit betekent dat het nog ongeveer 15 tot 17 dagen zal duren, uitgaande van een gemiddeld aantal groeigraaduren per dag van 100.
We komen dus weer rond 10 april uit.
Een normaal jaar dus voor Rovada.
De Junifer is nu op begin bloei.
Daar verwacht ik nu een lange bloeiperiode.
Overkappen bij de Junifer voor de bloei, is aan te raden.


Gebruik de komende dagen om alles te versnipperen, aan te binden en de benodigde meststoffen te strooien.
In de loop van volgende week wordt het weer wat regenachtiger.
Daarna is de kans op droog voorjaarsweer weer groter.
Maart was een relatief droge maand.
De regen is welkom, maar indien het een aantal dagen langdurig nat blijft, met hoge temperaturen, is het raadzaam van te voren, bij de gewassen die bloeien, preventief een gewasbescherming uit te voeren met een fungicide bijvoorbeeld captan.

Calypso of sluipwespen.
Vanuit de praktijk bereiken mij berichten over dopluizen.
Omdat we naar een situatie toe dienen te werken waarbij de sluipwespen de dopluis onder controle moeten gaan houden, is de toepassing van Calypso niet een goede weg.
Ga na of de larven, die niet bewegen, verkleurd zijn.
Dan zijn ze meestal geparasiteerd.
Geef deze parasieten een kans.
Indien u de situatie niet vertrouwt, neem dan even contact met mij op.
Een tussenoplossing kan zijn, het sterkst aangetaste perceel te behandelen, maar er blijven altijd larven, die nog onder de schorsvellen zitten, over.
Dus met de Calypso raakt u er even wel van af, maar u bouwt niet aan een duurzame oplossing.

Stikstofbemesting bes, braam en framboos.
Er zijn verschillende stikstofmeststoffen op de markt.
Stikstof in nitraatvorm wordt, als het is opgelost in het bodemvocht, direct door de plantenwortels opgenomen.
Ammoniummestsoffen worden, afhankelijk van de bodemtemperatuur, omgezet in nitraat.
Op zandgronden wordt, vanwege het uitspoelingsgevaar van nitraat, meestal een ammoniumvorm gebruikt, al dan niet met nitrificatie remmer.
Ureum en ammonium stikstof kunnen onder droge omstandigheden stikstof door verdampen verliezen.
Daarnaast kunnen de ammoniumvormen als het koud is onvoldoende in nitraat worden omgezet.
Zorg dus bij uw stikstof keuze rond de bloei voor de aanwezigheid in de bloei van voldoende nitraat.
Vanwege de sneeuw deze winter is de nitraatvoorraad waarschijnlijk beperkt.
Er dient een nitraatstikstofgehalte van 25 kg in de zwartstrook per hectare aanwezig te zijn.
Dit betekent bij een analyse, dat het resultaat ongeveer 75 kg nitraat per hectare dient te zijn.
Kalkamonsalpeter bevat 50% nitraat en 50 % ammonium en een gift van 40 kg zuivere stikstof op de zwartstrook is in de meeste gevallen voldoende voor april en mei.
Bij een grond met een hoge voorraad nitraat in de grond kan dat echter te veel zijn en leidt de gift tot ongewenste groei en een grotere kans op rui.
Inzicht in deze situatie is dus nodig alvorens een weloverwogen besluit te kunnen nemen.

CTBG 
MET52 bioinsecticide  is een nieuw toegelaten middel van de firma NOVOZYMES op basis van een schimmel Metarrhizium anisoplae, die ook wordt gebruikt in Bio1020 van Bayer Cropscience.
Het middel kan worden ingezet bij de bestrijding van lapsnuitkevers in potteelten.

Linuron
De toepassing van Linuron in kleinfruit is niet meer toegestaan sinds vorig seizoen.
In de boomkwekerij is Linuron echter nog wel toegelaten.

woensdag 16 maart 2011

De gewasontwikkeling gaat snel door.

Laatste mogelijkheden voor minerale olie.
Ten aanzien van de dopluisbestrijding begint nu de tijd te dringen.
Langer wachten betekent spuiten op groene delen met risicos van dien.

Ontwikkeling van de bessen.
De grondscheuten beginnen stevig te ontwikkelen.
Zorg voor de nodige Basta.
Spuit als de grondscheuten 5 cm hoog zijn.
Gebruik een fijne druppel en zorg ervoor dat het middel niet afdruipt.
Maak bij voorkeur gebruik van een Müller spuitkap. Gebruik in eerste instantie een 1% dosering dus 1 liter Basta op 100 liter water.

De Junifer is nu buiten zover dat de bloemen in de knoppen zichtbaar zijn.
Vanwege de vroege bloei is het raadzaam de rijen te overkappen met folie om het klimaat aangenamer te maken en zo rui te verminderen.
Mocht het zo zijn dat het in de bloei te heet, dus meer dan 22 graden, wordt, dan kan men het plastic weer omhoog doen.






Frambozen en bramen.
Ook bramen en frambozen ontwikkelen zich nu voorspoedig.
De knoppen lopen over het algemeen goed uit.

Ten einde deze ontwikkeling te stimuleren is ook bij de frambozen het plaatsen van een overkapping zinnig.

Paraat kan nu worden toegepast tegen de uitbreiding van een aantasting van Phytophthora.

Controleer de aanplant op spint en voer indien nodig een bespuiting met Vertimec uit.



Brandnetels.
Op sommige plaatsen komen pollen brandnetels voor. Bestrijd die pleksgewijs met Mecop PP-2 met als werkzame stof mecoprop.
De behandeling is het meest succesvol als de brandnetels goed groeien en rond de 10 cm hoog zijn.
Het middel is uitsluitend toegelaten op erven, akkerranden en onder windschermen.
Garlon is niet meer in de handel.
Een middel met dezelfde werkzame stof is Tribel 480.
Ook dit middel is niet toegestaan in de teelt van kleinfruit.

vrijdag 11 maart 2011

Bemesting stikstof.

Het weer van afgelopen winter.
De afgelopen winter kenmerkte zich door een natte maand november, een koude mand december en een "normale" maand januari.
Het zuiden en zuidwesten heeft met 300 tot 350 mm van 1 november tot 1 maart 100 mm meer neerslag ontvangen dan het noorden en het oosten van het land.
In de gebieden met veel neerslag zal de uitspoeling van de wortelzone groter zijn.
Omdat we niet weten hoe de situatie per perceel is, is het raadzaam een N-mineraal monster te nemen.




De eerste uitslagen van Blgg van stikstofonderzoek in januari en februari 2009 tonen  aanzienlijke verschillen tussen percelen.
De variatie loopt op tot wel 80 kg N/ha.
Duinzanden bevatten de eerste twee maanden van dit jaar met 14,7 kg N/ha beduidend minder minerale stikstof in de laag 0 – 60 cm ten opzichte van vorig jaar.
Dit geldt ook voor lossgronden.
Met gemiddeld 49,9 kg N/ha is dit 20 kg minder dan vorig jaar in dezelfde periode.
Rivierklei (49,2 kg N/ha) en dalgronden (58,3 kg N/ha) daarentegen vertonen gemiddeld juist een hoger gehalte minerale stikstof.
Dekzand en zeeklei liggen gemiddeld (met respectievelijk ca. 35 en 33 kg N/ha) op hetzelfde niveau als vorig jaar in deze maanden.
De spreiding tussen individuele percelen is groot; ook binnen eenzelfde grondsoort.
Dit loopt uiteen van 11 kg op duinzand tot wel 80 kg op zeeklei.
Om overbemesting of een te lage N-gift te voorkomen, is het raadzaam om voor en tijdens het seizoen de stikstoftoestand van de bodem te laten controleren
Bron : BLGG AgroXpertus 

Tijdens de bloei dient het bodemgehalte op 25-50 kg zuivere N per hectare te zitten in de zwartstrook.


Stikstof.
Voor de stikstofbemesting bij houtig kleinfruit hebben we de keuze uit diverse vormen.
Ten eerste is er de keuze tussen organische dierlijke mest, organische overige mest en kunstmest.
Daarnaast is er de keuze tussen diverse soorten kunstmest, al dan niet voorzien van  toevoegingen om de uitspoeling tegen te gaan.

Organische mest of kunstmest.
Organische mest is positief omdat het bodemleven gestimuleerd wordt.
Daardoor verbetert de structuur van een grond, wordt het uitwisselen van gassen uit de bodem verbeterd en de weerstand van de gewassen tegen ziekten bevorderd.
Tevens wordt de vochtopslagcapaciteit vergroot, evenals de opslagcapaciteit van mineralen.
In de praktijk geven we nu al vele jaren organische mest in de vorm van champost en de laatste jaren veel compost.
Daardoor geven de analyseresultaten vaak de waardering hoog te zien.
Voor een zware grond met een gering bewortelbaar volume is dat prima.
Echter voor een goede grond betekent dat vaak een overschotsituatie.
Uit de organische stof komen soms op de verkeerde momenten grote hoeveelheden stikstof vrij, waardoor de plant te veel vegetatief kan gaan groeien.
Wat ik dus eigenlijk wil zeggen is dat het niet zondermeer zo is dat champost, compost of dierlijke mest goed zijn voor de grond.
Bedenk daarbij altijd dat ook de verhouding tussen de mineralen in orde dient te zijn, omdat anders de pH veel te hoog wordt.
Vaak is een verhoging van het organische stof gehalte wel gewenst, maar is juist de toediening van extra mineralen niet nodig.
Alleen pure tuinturf toedienen is dan een kostbare, maar toch zeer verantwoorde maatregel.
Deze toediening draagt vaak bij tot een verbetering van de pH, mocht die te hoog zijn.
Met kunstmest kunnen dan eventuele tekorten worden bijgewerkt.
Indien er een te lage pH bestaat, ligt de toepassing van champost voor de hand.

Stikstofmeststoffen.
Stikstof kunnen we toedienen in verschillende vormen.
Als nitraat, in ammoniumvorm, als amide of als ureum.
De nitraatvorm wordt, mits in de grond gespoeld, meteen door de wortels opgenomen.
De nitraatvorm hecht zich niet aan de bodemdeeltjes en kan bij veel regen uitspoelen.
De ammoniumvorm wordt wel vastgelegd aan de gronddeeltjes en zal dus minder snel uitspoelen.
De ammoniumvorm wordt door bacteriën temperatuursafhankelijk omgezet in nitraat. Omdat het enige weken duurt voor de meststoffen zijn ingespoeld en omgezet is het belangrijk te weten, hoe de stikstof situatie in de bovenste lagen in de bodem is.
Is er geen stikstof meer aanwezig, dan nu strooien met een Kalkamonsalpeter - maximaal 60kg N op de zwartstrook per hectare.
Is er nog voldoende, dan nu niets doen en voor de bloei een ammoniumstikstof strooien.

Verder in maart rekening houden met eventuele giften van zink op het kale hout, kalk volvelds bij een lage pH en magnesium in de vorm van kieseriet.

Voortgang snoei en andere werkzaamheden.
Probeer, voordat eind maart de groei van opslag en onkruid en de bespuitingen weer van start gaan, alle aanbind-, snoei- en versnipperwerkzaamheden gedaan te hebben.